1 CD |
|
|
Label Challenge Classics |
UPC 0608917201628 |
Catalogue number CC 72016 |
Release date 01 January 1998 |
De kunst van eenvoud
Eenvoud—een woord dat volgens Alexander Pope bestaat om te verbloemen dat iets poëtische diepgang en expressie ontbeert. Deze uitspraak, afkomstig uit een van de aantekeningen van Popes bekende vertaling van Homerus’ Iliad, staat symbool voor het streven naar grootsheid in de 17e en vroege 18e eeuw. Muziek was hier geen uitzondering in: tijdens de barok stond muzikale expressie gelijk aan ingewikkeld contrapunt, uitgebreide versieringen en een dramatische uitvoeringsstijl. In deze tijd werd een letterlijke uitvoering van de werken van Händel, Telemann en Corelli waarin weinig geïmproviseerd werd ook gezien als een gebrek aan creativiteit en fantasie.
Deze kijk op kunst veranderde compleet in de 18e eeuw, en “eenvoud” werd dankzij componisten als Giovanni Battista Pergolesi en Johann Adolf Hasse niet langer gezien als esthetisch gebrek. Gedurende de 18e eeuw werden simpele melodieën met een duidelijke begeleiding steeds populairder. Toen een rijke amateurfluitist Mozart in 1170 de opdracht gaf kwartetten te schrijven voor fluit en strijkers, had de eenvoud zijn hoogtijdagen.
De fluitkwartetten van Mozart zijn bedrieglijk eenvoudig: de melodieën zijn aanstekelijk maar op wonderlijke manier muzikaal versierd en gevestigd. Beethoven vond de melodie uit het Kwartet in D majeur zo treffend dat hij hetzelfde thema gebruikte voor zijn duo voor klarinet en fagot in 1792. Het langzame Adagio in b mineur uit hetzelfde kwartet is een romantisch troubadourslied—een lied dat hij ook gebruikt in het 'adagio' van zijn bekende Pianoconcert nr. 23 in A-majeur (K.488).
Op dit album wordt de muziek uitgevoerd door Jed Wentz samen met het ensemble Musica Ad Rhenum.
Wentz is een fluitist en musicoloog die zich richt op de historische uitvoering van oude muziek. In 1992 richtte hij het ensemble Musica Ad Rhenum op waarmee hij meerdere albums heeft opgenomen.
Steck began studying the modern violin with Jörg-Wolfgang Jahn in Karlsruhe and the baroque violin with Reinhard Goebel in Cologne. After his studies he served as concertmaster for Musica Antiqua Köln and the French ensemble Les Musiciens du Louvre under Marc Minkowski. With these ensembles he gave concerts worldwide and has participated in more than thirty album recordings. In 1996 he co-founded the Schuppanzigh Quartet, where he was first violinist. From 2005 to 2008 he was concertmaster of Concerto Köln. In 1997 he made his conducting début with the Handel Festival Orchestra Halle, where he has been artistic director since 1999.
His repertoire ranges from early Baroque to the sonatas and violin concertos of Louis Spohr. The recording of the Sonatas KV 55-60 by Mozart and sonatas by Johann Georg Pisendel been awarded several international record prizes.
Steck, since 2000, is professor of baroque violin and conductor of the Baroque Orchestra of the National Academy of Music Trossingen. He is married to Marieke Spaans who also teaches at the Musikhochschule Trossingen.
Steck plays a Jakob Stainer violin from 1658 and a Alessandro Gagliono from 1701. In 2011, Steck was a judge at the MAFestival in Bruges.
Wolfgang Amadeus Mozart, whose actual name is Joannes Chrysotomus Wolfgangus Theophilus Mozart, was a composer, pianist, violinist and conductor from the classical period, born in Salzburg. Mozart was a child prodigy. Already competent on keyboard and violin, he composed from the age of five and performed before European royalty. Along with Johann Sebastian Bach and Ludwig van Beethoven, Mozart is considered to be one of the most influential composers of all of music's history. Within the classical tradition, he was able to develop new musical concepts which left an everlasting impression on all the composers that came after him. Together with Joseph Haydn and Ludwig van Beethoven he is part of the First Viennese School. At 17, Mozart was engaged as a musician at the Salzburg court, but grew restless and traveled in search of a better position. From 1763 he traveled with his family through all of Europe for three years and from 1769 he traveled to Italy and France with his father Leopold after which he took residence in Paris. On July 3rd, 1778, his mother passed away and after a short stay in Munich with the Weber family, his father urged him to return to Salzburg, where he was once again hired by the Bishop. While visiting Vienna in 1781, he was dismissed from his Salzburg position. He chose to stay in the capital, where he achieved fame but little financial security. During his final years in Vienna, he composed many of his best-known symphonies, concertos, and operas, and portions of the Requiem, which was largely unfinished at the time of his death.